Recent werd het Belgische jaarinflatiecijfer van 2021 bekend gemaakt: 2,4 procent. Het is tien jaar geleden dat de inflatie op zo’n hoog niveau stond (2011: 3,5 procent en 2012: 2,8 procent). ‘Hoog’, omdat de Europese Centrale Bank een inflatiecijfer vooropzet van 2 procent op middellange termijn. Een milde inflatie is voor economische groei als fietsen met lichte rugwind, want het zet aan tot consumptie (morgen betaal je meer voor hetzelfde product of dienst) en het knabbelt aan (de rente op) schulden (inkomens en onroerende vermogens stijgen, maar de schuldaflossing niet). Om in fietstermen te blijven: deflatie betekent dat je achteruit wordt geblazen, terwijl je met hyperinflatie uit de bocht vliegt.

Achter het jaargemiddelde van 2,4 procent in 2021 gaan grote verschillen op maandbasis schuil. De inflatie in oktober (4,2 procent), november (5,6 procent) en december (5,7 procent) staat in schril contrast met de inflatiecijfers voor de eerste drie maanden van dit jaar (telkens <1 procent), de cijfers voor het tweede kwartaal (rond de 1,5 procent) en die voor het derde kwartaal (rond de 2,5 procent).

De reden voor de inflatieopstoot op het einde van 2021 heeft vooral te maken met de stijging van de consumptieprijzen[1] van energieproducten. Ten opzichte van december 2020 is de aardgasfactuur vandaag 97% duurder, de factuur van elektriciteit 44% en die van huisbrandolie 33%. Op één jaar tijd betaalt een Belgisch gezin met een gemiddeld verbruik (en een variabel contract) zo’n €300 extra aan elektriciteit en €1.500 extra aan aardgas. Deze stijgingen zijn op hun beurt in de eerste plaats het gevolg van een schok in het aanbod (geopolitieke spanningen).

De hoge inflatie heeft voor België nog een specifiek effect via het systeem van automatische indexatie. Energieproducten worden meegenomen in de berekening van de gezondheidsindex, en het is de evolutie van die gezondheidsindex die de frequentie en hoogte van de indexatie van brutolonen (en ook uitkeringen) bepaalt. In de privésector ligt de precieze formule (welke maanden vergelijken) en het tijdstip (bij de start van een nieuw jaar, om de zes maanden, enzovoort) van een indexatie vast in een CAO. En deze CAO-passage verschilt naargelang paritair comité.

Dat betekent dat de hoge energiefacturen een dubbele negatieve impact hebben op Belgische ondernemingen. Enerzijds worden zij er rechtstreeks mee geconfronteerd bij het uitvoeren van hun dagelijkse activiteit(en). Anderzijds komt het via een omweg een tweede keer op hun bord, namelijk via een hogere loonkostfactuur. De Nationale Bank plakte hier onlangs cijfers op: indexatie zorgt voor 1,1% extra loonkost in 2021 en 4,2% in 2022.

Cruciaal daarbij is dat het merendeel van de ondernemingen de kostenstijging niet of slechts gedeeltelijk kan doorrekenen in hun verkoopprijzen. Op die manier komt de financiële gezondheid (rendabiliteit, investeringsruimte) van ondernemingen onder druk te staan, wat finaal kan resulteren in een verslechterde concurrentiepositie en in het ergste geval een stopzetting. Daarom zijn we op de UNIZO-studiedienst bezig met een oefening om te bekijken hoe we ondernemingen kunnen ondersteunen in hun gestegen energiekosten, bijvoorbeeld door te pleiten voor lagere overheidsheffingen en -taksen. Deze hebben tenslotte een niet onbelangrijk aandeel in van de totale energiefactuur.

 

Lees meer economische inzichten