"The rush of a good idea heeft mijn carrière vooruitgestuwd en me soms ook in de problemen gebracht"
“Voor mij is het criterium: kippenvel.”
De naam Peter Decuypere zegt je misschien niets, maar van zijn verwezenlijkingen in het nachtleven heb je ongetwijfeld wel al gehoord. Nu is de godfather van ‘Fuse’ en ‘I Love Techno’ terug met ‘Succes in 7 mislukkingen’, een boek over de grootste mislukkingen op zijn weg naar succes.
Tekst: Lucas Medaer & Babette Plessers
Zoersel is niet meteen de plek waar je verwacht één van Vlaanderens bekendste nachtclubuitbaters aan te treffen. Maar kijk, de thuisbasis van Peter Decuypere ligt niet in pakweg het drukke centrum van Brussel, maar midden in het bos. Fluitende vogeltjes vervangen er de zware techno-beats, en we houden het bij koffie en thee - geen alcohol.
“Barman, glazenafwasser, portier, … Ik heb het allemaal gedaan”, vertelt Peter. “Enkel wc-madam ben ik nooit geweest. Dat moet ik nog op mijn palmares zetten.” Al vanaf zijn 15de is hij actief in het nachtleven, toen nog in nachtclub ‘On The Beach’ in Kuurne.
Op zijn eigen club zou hij niet lang moeten wachten, want meteen na zijn marketingstudies, komt ‘On The Beach’ te koop te staan.
De 23-jarige Peter besluit om te springen en wil de club omtoveren tot ’Fifty Five’, één van de eerste clubs in België die elektronische
muziek spelen.
“Toen ik 16, 17 jaar was had ik het gevoel dat ik te laat geboren was. Herman Schueremans had de mainstream muziekscene al helemaal ingepalmd. Toen elektronische muziek opkwam op mijn 21ste dacht ik: ‘This could be mine. Dit zou wel eens groot kunnen worden.’ Mijn liefde voor techno was dus niet de doorslaggevende factor. Voor mij is blijft het criterium: kippenvel. Maar techno was wel de hefboom waarmee ik de markt heb opengebroken.”
Met een enorme dosis lef stapte Peter vervolgens naar de bank, om daar als 23-jarige met nul eigen middelen een lening te bekomen. “Dat was misschien dom. Of naïef. Maar als startende ondernemer heb je dat volgens mij wel nodig. Als jonge gast zag ik enkel kansen, niet de mogelijke problemen. Ik dacht toen echt dat de wereld aan het wachten was op mijn idee. Dat ik enkel een startkapitaal nodig had om het idee te doen slagen. Hoe ik dat ooit zou terugbetalen moest mijn idee falen, daar had ik niet over
nagedacht.”
“Tijdens ons gesprek zei de bankdirecteur tegen mij: ‘Doe eerst maar eens een cafeetje open’ – om aan te tonen hoe weinig die man
ervan begreep. (lacht) Gelukkig had een bevriende clubeigenaar in Gent weet gekregen van mijn plannen en wilde hij investeren.
Dat veranderde meteen ook de toon van de bankdirecteur: met een doorwinterde vennoot onder de arm, was een lening vastkrijgen
opeens geen probleem meer.”
Toch loopt het bijna fout wanneer je besluit je vennoot uit te kopen - meteen ook de eerste mislukking in je boek.
“Inderdaad. De zaken liepen goed en ik wou alleen verder. Maar wat ik op die leeftijd niet besefte, was dat ik met de uitkoop van mijn vennoot, ook meteen mijn hele netwerk verkocht. Een cruciale fout, want zo was ik een vogel voor de kat voor de burgemeester
van Kuurne, die van mijn verzwakte situatie gebruik maakte om mijn club – een doorn in het oog van de goegemeente - te laten
sluiten. Goed, met een advocaat heb ik die aanval kunnen afwenden, maar daar heb ik een eerste belangrijke les uit getrokken: als
ondernemer kan je niet zonder geld en niet zonder een uitgebreid netwerk.”
Is het nachtleven geen ruige wereld dat vooral ongure types aantrekt?
“Helemaal niet. Het clichébeeld van de foute clubeigenaar die in zijn Ferrari rondcrosst met 46 blondines aan zijn zij bestaat gelukkig
al lang niet meer. Iedereen die nu een club runt moet dat op een serieuze manier doen. Dat is een business zoals elke andere en vooral ook een onderneming die goed kan draaien. Het is inderdaad wel een harde ondernemersvorm – omdat je ’s nachts moet
werken én omdat het vandaag de dag niet meer gaat om louter clubs. Het gaat om merken. De clubs die de eeuwwisseling overleefd
hebben, zijn clubs die begrepen hebben dat een club een merk is dat je moet kunnen inpluggen op een festival. Neem nu Kompass
Klub in Gent. Die club staat deze zomer op een aantal festivals, waar ze zelf een apart podium optuigen, zelf ook instaan voor de
muzikale invulling en zorgen voor een aankleding die in lijn ligt met het merk Kompass. Een club runnen als merk is eigenlijk niet anders dan een automerk of een pakje boter – om het even heel eenvoudig te formuleren.”
Dreigt dan ook geen overcommercialisering?
Op de illegale rave in Sint-Truiden vertelden mensen ook dat ze pas daar echte vrijheid ervaarden omdat festivals louter producten zijn geworden. “Da’s bullshit. Als je iets legaal kan organiseren, dan moet je dat doen. En een rave kan je legaal organiseren – met vallen en opstaan. We hebben daarvoor gevochten.
Het is natuurlijk niet evident om de juiste vergunningen te krijgen, maar daar zijn ook redenen voor. Illegale raves zijn storend voor de omwonenden en ook qua duurzaamheid is zoiets gewoon schandalig. Ik vond het ook aberrant dat de pers zo mild reageerde. Ze waren zelfs lovend over het feit dat die ravers hun eigen afval opkuisten! Maar je afval in een zwarte zak gooien is niet opruimen, je moet je afval sorteren. Ik vind dat dit de hele rave-cultuur en het techno-verhaal opnieuw in een kwaad daglicht stelt: ‘Zie je wel, het zijn een bende asociale druggebruikers die met niemand inzitten.’ Om John Stuart Mill te parafraseren: je vrijheid stopt wanneer je anderen begint te storen.”
Het concept van de positieve mogelijkheidsmens klinkt heel inspirerend, maar lijkt ook een tweesnijdend zwaard: als je niet slaagt in het leven, is het dan je eigen schuld?
“Er is inderdaad een gevaar dat mensen het zo interpreteren. Maar het is niet omdat je een mogelijkheidsmens bent, dat je in onze
maatschappij ook altijd alle mogelijkheden kan grijpen. Dus absoluut niet: de overheid moet gelijke kansen creëren voor iedereen
en mogelijkheidsdenken faciliteren in plaats van telkens weer dat doemdenken: er is niets gemakkelijker dan een vijand uitkiezen en
die afbreken.”
Kriebelt het om opnieuw events te organiseren?
“I love the rush of a good idea. Dat is wat mijn carrière vooruit heeft gestuwd - en soms ook in de problemen heeft gebracht. Ik kan dus nog steeds zeer geprikkeld raken, maar dan bedenk ik weer: ‘Een event organiseren is 10% inspiratie en 90% transpiratie.’ Daar heb ik geen behoefte meer aan. Ik haal genoeg voldoening uit lesgeven, schrijven en mijn activiteiten als keynote spreker.”
Fuse vierde onlangs haar 29ste verjaardag onder het Brusselse Zuidstation. Wordt dat de nieuwe locatie, nu de club zou moeten verhuizen vanwege overlast?
“Het zou een fantastische locatie zijn voor Fuse. Maar ik vermoed dat die ruimte eigendom is van de NMBS en dat er dus een openbare aanbesteding uitgeschreven moet worden vooraleer Fuse er haar vaste intrek kan nemen. Want andere organisaties moeten op z’n minst de kans krijgen om ook iets in die ruimte te doen.”
“Dat is met de jaren heen ook fameus veranderd: in mijn begindagen waren burgemeesters nachtclubs liever kwijt dan rijk, terwijl de politiek ze tegenwoordig echt omarmt. Er is een algemeen besef dat nachtclubs deel uitmaken van het DNA van een stad en dat ze voor toerisme zorgen. Dertig jaar geleden was dat natuurlijk ondenkbaar. Ik hoop dus dat er in die ruimte onder het Zuidstation
een nieuw initiatief komt dat een extra boost geeft aan het nachtleven van Brussel. Dat zou fantastisch zijn. En als het Fuse was, dan zou ik natuurlijk nog blijer zijn.” (lacht)
“Clubs zijn tegenwoordig niet zomaar clubs meer. Het zijn merken met een eigen look & feel die je moet kunnen inpluggen op een festival.”
Peter is ook één van de tien topsprekers die klaarstaan om op woensdag 29 november 2023 in het Oostendse Kursaal hun inzichten met jou te delen op het Topseminar van UNIZO.
Geniet van de Early Bird actie! Schrijf je in vóór 1 augustus 2023 en ontvang gratis onze trolley met de tien managementboeken t.w.v. €350!