“Een natte en eerder sombere maand”. Dat was de titel van de juli-editie van het maandelijks klimatologisch rapport van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) van België. Op referentielocatie Ukkel viel er vorige maand op 21 dagen regen uit de lucht. Nog nooit regende het zoveel dagen in de afgelopen 35 jaar. Ook de totale neerslaghoeveelheid was een pak hoger dan normaal: in juli 2023 viel er 70% meer neerslag dan wat we gemiddeld zagen in de periode 1991-2020. Met een gemiddelde luchttemperatuur van 18,4°C was het echter niet abnormaal kouder dan anders.

Hebben zulke natte weersomstandigheden economische repercussies? Een UNIZO-ledenbevraging van afgelopen juni toonde aan dat de zomer het hoogseizoen betekent voor ongeveer 1 op 7 ondernemers. Tussen juni en september wordt in sommige gevallen tot 30% of meer van de totale jaaromzet gerealiseerd. Voor deze groep zal de balans van het natte weer eerder negatief zijn, want het betekent minder toeristen/klanten, afgelastingen of extra investeringen om de buitenactiviteit alsnog te laten doorgaan (bijvoorbeeld meer overdekte terrassen in de horeca en verharde ondergronden op festivalterreinen), rompslomp om personeel in te plannen en onverkochte voorraden. Andere sectoren ondervinden dan weer een onverwachte boost van de inkomsten, zoals binnenspeeltuinen.

Slecht weer of niet, de laatste jaren heeft weather-based economics aan relevantie gewonnen in economische literatuur. De basisvraag luidt: op welke manier en in welke mate zijn weersomstandigheden determinerend voor economische outcomes zoals voedselproductie, bbp-groei en productiviteit? Op zich is het weer – en bij uitbreiding de natuur en het klimaat – natuurlijk allesbepalend voor alles wat leeft en groeit. Maar doorheen de menselijke geschiedenis is de relatie tussen economie en weeromstandigheden wel gewijzigd.

In agrarische samenlevingen bijvoorbeeld speelde ‘het weer’ een allesbepalende rol: voldoende uren zonneschijn en regenval op het juiste moment waren cruciaal voor de oogst (en het afwenden van een hongersnoodscenario). Door de opkomst van fossiele brandstoffen en machines kwam daar vanaf de 18e eeuw verandering in: deze hulpmiddelen stelden ons in staat om zelf meer controle te hebben over de energiebronnen van plantaardige en dierlijke voedselproductie. Vandaag, zoveel honderden jaren later, worden we door klimaatverandering geconfronteerd met extremer en onvoorspelbaarder weer en staan we voor de transitie richting een klimaatneutrale economie/samenleving zonder fossiele brandstoffen. Weersomstandigheden staan weer prominenter in the picture. We kunnen bijvoorbeeld niet zonder realtime en accurate weersvoorspellingen, onder andere om ramingen te maken over de productie van hernieuwbare energie via wind- en zonneparken (en dus de nood aan andere energiebronnen) en om te anticiperen op de gevolgen van extreme weerscenario’s zoals hittegolven (bijvoorbeeld het energieverbruik van airco’s). 

Weather-based economics gaat ook over innovatieve technologieën om rechtstreeks in te grijpen op weercondities. Voorbeelden – niet altijd zonder controverse – van zogenaamde geoengineering zijn onder andere het verwijderen van CO2 uit de lucht, het beheer van zonnestraling en cloud seeding. Hoewel we waarschijnlijk nooit volledige grip zullen hebben op de weersomstandigheden (gelukkig maar) en geoengineering geen excuus mag zijn om geen ambitieuze emissiereducties voorop te stellen, kunnen deze technologieën in sommige contexten een meerwaarde hebben. Maar op dit moment is het vooral hopen op een zonniger augustus.

Lees meer economische inzichten