De arbeidsmarktuitdagingen in ons land zijn heel groot. Willen we een 80% werkzaamheidsgraad halen, dan moeten er tegen 2030 in heel België meer dan 550.000 personen extra aan de slag gaan/blijven. Daarbij mogen we ook de gigantische vervangingsvraag voor uittredende werknemers niet vergeten. Vooral in het Waals Gewest (+320.000) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (+130.000) is veel werk aan de winkel, maar ook in Vlaanderen gaat het om 90.000 tot 100.000 extra personen die we aan de slag moeten krijgen.

Bart Lodewyckx, gedelegeerd bestuurder UNIZO Limburg: “Beleidsmakers kloppen zichzelf graag op de borst dat nooit eerder zoveel mensen aan de slag waren als vandaag en dat de werkloosheidscijfers historisch laag zijn. Dat klopt, maar daarmee is niet alles verteld. Het werkloosheidscijfer geeft aan hoeveel mensen een job zoeken. Maar er zijn veel meer mensen die geen job hebben én niet zoeken. Dat blijkt uit het cijfer van de werkzaamheidsgraad, dat aangeeft welk percentage van de bevolking tussen de 20 en 64 jaar aan het werk is. In Vlaanderen is dat afgerond 77%, in Limburg 76%. Met andere woorden: één vierde van de bevolking op arbeidsleeftijd is niet aan het werk en slechts een deel daarvan zoekt naar werk.”.

Concreet vertaalt zich dit voor Vlaanderen in:

Meer mensen aan het werk krijgen: 

  • 16.500 extra werkzoekenden activeren boven op de huidige resultaten.
  • 35.000 niet beroepsactieven.

Meer mensen aan het werk houden:

  •  13.500 werkenden minder richting arbeidsongeschiktheid.
  •  4.550 werkenden minder richting pensioen.
  •  16.100 werkenden minder richting vervroegde uittrede.
  •  5.250 werkenden minder richting andere inactiviteit. 

Wanneer we erin slagen om iedereen te activeren waarbij dat mogelijk is, zou onze werkzaamheidsgraad beduidend hoger liggen. Dat betekent meer inkomsten voor de overheid, een betere socio-economische situatie voor de burger en ingevulde vacatures voor bedrijven.

Lodewyckx vervolgt: “Er werken niet alleen te weinig mensen, maar zij die werken dragen nog eens te veel lasten. Dat laatste wordt telkens bevestigd door OESO-cijfers. België is al jaren Europees kampioen wat betreft de lasten op arbeid en de personenbelasting. Hoog tijd om het geweer van schouder te veranderen en kampioen te worden in een andere discipline: het aantal werkenden. Want het ziet ernaar uit dat we hun hoofden en handjes meer dan ooit nodig gaan hebben.”

UNIZO Limburg pleit dan ook voor concrete maatregelen om meer mensen aan het werk te krijgen. Het is niet alleen een oplossing voor bedrijven, maar ook een win-win voor de financiële houdbaarheid van de sociale zekerheid. Een job is bovendien de beste garantie tegen armoede. 

Er werken niet alleen te weinig mensen, maar zij die werken dragen nog eens te veel lasten.

Bart Lodewyckx, gedelegeerd bestuurder UNIZO Limburg

A.    Meer mensen aan het werk krijgen

1.    HERVORM DE WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN 

1.1. Beperk de werkloosheidsuitkering in de tijd tot maximum 24 maanden

België is uniek in de Europa met zijn werkloosheidsuitkering die onbeperkt in de tijd is. In andere lidstaten is de maximale duur van de uitkering doorgaans afhankelijk van de duur van de gewerkte periode en van de leeftijd van de uitkeringsgerechtigde. 
In Limburg zit 46% van de niet-werkende werkzoekenden langer dan 1 jaar zonder werk (11.857 op in totaal 25.782). Hiervan zijn 4.238 Limburgers, oftewel 16,5% van alle gekende werkzoekenden, al 5 jaar of langer niet aan het werk.

UNIZO-voorstellen:

  • Beperk de werkloosheid in de tijd tot maximaal 24 maanden. Wie 1 jaar gewerkt heeft, ontvangt 3 maanden werkloosheidsuitkering. Dit loopt verder op tot 24 maanden uitkering bij 20 gewerkte jaren. Vervalt de werkloosheidsuitkering sneller dan 24 maanden, dan ontvangt de werkzoekende vanaf vervaldatum een werkloosheidsforfait (equivalent leefloon gekoppeld aan gezinssituatie). Na 24 maanden stopt de werkloosheidsuitkering of -forfait onverbiddelijk en volgt een transitie naar het leefloon (gekoppeld aan een middelentoets) voor de langdurig werkzoekende.
  • Versterk de degressiviteit. zodat de financiële impact voor het individu groter is en dus de incentive groter wordt om opnieuw aan de slag te gaan.

1.2. Maak van de werkloosheidsuitkering een activeringsmiddel: geen werkbereidheid, geen uitkering

  • Vereenvoudig de principes binnen de werkloosheidsuitkering
    o    Schrap de passieve en aangepaste beschikbaarheid. Personen die niet actief kunnen zoeken naar werk, horen niet thuis in de werkloosheidsverzekering.
    o    Schors de uitbetaling vanaf de tweede afwezigheid op een afspraak totdat de werkzoekende zich opnieuw aanbiedt bij de bemiddelingsdienst.
    o    Zorg voor een duidelijke definitie van een passende dienstbetrekking die voor iedereen geldt. Daartoe schrappen we de uitzonderingsregels voor 50+.
  • Verplichte opleiding in een knelpuntberoep voor werkzoekenden die langer dan 6 maanden werkloos zijn. 
  • Verplichte taalopleiding voor personen die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn. 
  • Creëer de mogelijkheid tot progressieve werkhervatting binnen werkloosheid. Op die manier kunnen ook werkzoekenden na een afwezigheid op de arbeidsmarkt opnieuw gradueel het werk hervatten wanneer het risico op snelle uitval groot is. Inspiratie kan gevonden worden binnen de ziekteverzekering.

2.    HERVORM HET SYSTEEM VAN SOCIALE VOORDELEN, VOORAL VOOR DE LEEFLONERS 

2.1 Drempels voor de cumul van een leefloon en sociale voordelen

Vooral leefloongerechtigden kunnen vaak ook beroep kunnen doen op een arsenaal aan sociale voordelen die gekoppeld zijn aan het statuut. Ook steden en gemeenten en OCMW’s zijn creatief om met kortingen te strooien:

Hiertoe behoren onder andere : 

  • Sociaal tarief voor internet en digitale TV aan maximaal 40 euro per maand, besparing minstens 32 euro per maand of 384 euro per jaar
  • Buzzy pas bij De Lijn voor een 13-jarige aan 46 euro, besparing 167 euro per jaar
  • Sociaal tarief energie (elektriciteit en gas) aan een korting van minstens 30% op de normale tarieven, besparing van honderden euro’s per jaar
  • Sociaal tarief drinkwater : 80% korting op alle bestanddelen van de waterfactuur
  • Vrijstelling algemene provinciebelasting West-Vlaanderen (besparing 42 euro per jaar)
  • Onderwijscheques : 110 euro korting op de schoolfactuur
  • OCMW-tarief kinderopvang aan 1,67 euro per dag, een korting van 66% die honderden euro’s per jaar oplevert
  • Permanent gratis rollen huisvuilzakken
  • 50 % korting op treintickets, ook voor personen die je ten laste hebt
  • Zorgpremie voor de aansluiting van de Zorgkas van 31 euro in plaats van 62 euro

Cumul van een aantal van deze voordelen valt weg wanneer men gaat werken en verhoogt zo de drempels om toch aan de slag te gaan.

Bovendien kunnen leefloners een kleine 300 euro per maand bijverdienen, mét behoud van hun leefloon. Dit komt slechts overeen met ca 0,2 voltijdsequivalent of 1 dag per week. Waarom zou men nog halftijds of voltijds gaan werken dan?

Wij stellen dan ook voor om de sociale voordelen degressief te beperken naarmate het leefloon groter wordt.  Bij een hoog leefloon van bijvoorbeeld 1700 euro en honderden euro’s voordelen die wegvallen bij een tewerkstelling is uiteraard niemand nog geneigd om aan de slag te gaan.

2.2 Ook sociale voordelen voor de laagste inkomens uit arbeid

Dat sociale voordelen belangrijk kunnen zijn voor het opkrikken van het besteedbaar inkomen blijkt duidelijk uit de opsomming onder punt 2.1.
Het is dan ook belangrijk dat mensen die (gaan) werken en tot de laagste inkomensgroepen behoren ook van bepaalde sociale voordelen kunnen genieten.  Dit om hen aan te zetten om te gaan werken of aan het werk te blijven.

We stellen dus hier voor dat de sociale voordelen bepaald worden door het inkomensniveau en niet meer door de status waarin men zich bevindt.  Wanneer een leefloner en een werkende eenzelfde laag inkomen hebben, waarom moet de leefloner dan een rits van sociale voordelen kunnen genieten en de werkende van geen enkel?

3.    VOER EEN AMBITIEUZER ACTIVERINGSBELEID EN REINTEGRATIEBELEID VOOR LANGDURIG ZIEKEN

Het grootste probleem in de sociale zekerheid zit niet langer bij de werkloosheid. De populatie werkzoekenden is vandaag bijzonder klein in vergelijking met de steeds groter wordende groep van inactieven (huismannen en -vrouwen, leefloongerechtigden, langdurig zieken, …) . Er kunnen verschillende redenen aan de basis liggen: gezondheid, mobiliteit, een gebrek aan kinder- of ouderenopvang, culturele redenen, onvoldoende taalkennis, ….  

Er is nood aan een versterkt en minder vrijblijvend activeringsbeleid voor langdurig zieken dat écht aanzet tot werk. Hierbij moeten de re-integratiemogelijkheden al veel sneller tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid worden bekeken. Het is belangrijk dat daarbij ook alle mogelijke pistes inzake werk of werkhervatting worden bekeken, zowel bij de eigen/vroegere als bij andere werkgevers. 

  • UNIZO pleit voor een versterkte rol van arbeidsmarktregisseur VDAB in het re-integratietraject. Door een automatische doorverwijzing van de arbeidsarts naar de arbeidsmarktregisseurs blijven deze mensen “in beeld” en kunnen de re-integratiemogelijkheden op de bredere arbeidsmarkt sneller benut worden.
  • Bouw periodieke en vaste controles in de evaluatieprocedure arbeidsongeschiktheid zodat er op meer momenten nagegaan wordt of de betrokkenen inderdaad nog steeds (volledig) arbeidsongeschikt zijn. Zo worden mensen beter opgevolgd en gescreend op arbeidsvermogen en blijft het stelsel arbeidsongeschiktheid voldoende strikt.
  • Geef de ziekteverzekering zodanig vorm dat het mensen aanmoedigt en ondersteunt om weer aan het werk te gaan wanneer ze daartoe in staat zijn. Onderzoek de inactiviteitsvallen en werk deze indien nodig weg zodat het sociale vangnet mensen niet tegenhoudt om weer aan het werk te gaan vanwege financiële of andere belemmeringen.
  • Evalueer het systeem van progressieve werkhervatting en stuur bij waar nodig. Progressieve tewerkstelling is een goede manier om medewerkers (opnieuw) te integreren in een bedrijf. Het geeft de arbeidsongeschikte medewerkers de kans om het werk gedeeltelijk te hervatten en te wennen aan arbeidsritme wanneer zij nog herstellende zijn. Maar dit instrument zou moeten dienen als opstap naar volledige hertewerkstelling. Progressieve opbouw naar volledige (her)tewerkstelling is vandaag wettelijk gezien geen doel op zich, maar voor UNIZO moet dit instrument wel op die manier worden ingezet.
  • UNIZO vraagt om de hoge administratieve drempel bij gedeeltelijke werkhervatting, zowel voor de werkgever als voor de werknemer, sterk te vereenvoudigen.

4.    WERK DE WERKLOOSHEIDSVAL WEG DOOR EEN HERVORMING VAN DE PERSONENBELASTING. 

Het financiële verschil tussen werken en niet-werken is te klein om mensen te motiveren om (terug) een job te aanvaarden. Het netto loon dient bijgevolg de échte activator te zijn. Een gerichte verlaging van de personenbelasting is hiertoe essentieel. 
UNIZO pleit voor een hervorming van de schijven in de personenbelasting. Een eerste piste daartoe vormt een verhoging van de belastingvrije som, specifiek gericht op het verlagen van de belastingdruk op inkomsten uit arbeid.

Daarnaast stelt UNIZO voor om de huidige schijf van 25% te verbreden tot de inkomensschijf die aan het tarief van 40% onderworpen is. Dit laat toe om de bedragen die momenteel in de schijf van 45% vallen, te belasten in de schijf van 40%. De bovengrens van de schijf van 45% wordt verhoogd naar 60.000 EUR. Bedragen boven 60.000 EUR vallen in de schijf van 50%. Zo verlaagt de belastingdruk op de middeninkomens, en krijgen we meer mensen aan het werk.

Rekenvoorbeeld (bedragen aanslagjaar 2024):

  • Voor een persoon met een netto belastbaar inkomen van 17.500 EUR per jaar, daalt op die manier  de belastingdruk met 12,46 procentpunt (van 2.180,00 EUR naar 1.835,00 EUR).
  • Voor een persoon met een netto belastbaar inkomen van 27.500 EUR resulteert de aanpassing in een daling met 6,47 procentpunt (van 6.213,50 EUR naar 4.435,50 EUR). 
  • Voor een persoon met een netto belastbaar inkomen van 35.000 EUR per jaar, daalt de belastingdruk met 6,15 procentpunt (van 9.588,50 EUR naar 7.435,50 EUR).

5.    ANDERE VOORSTELLEN: 

  • Investeer in meer behoeftendekkende, betaalbare en flexibele kinderopvang.
  • Moderniseer de arbeidswetgeving met meer flexibele arbeidsvormen
  • Het verbod op nachtarbeid pas vanaf 24 uur in plaats van 20 uur vandaag. 
  • Het gemakkelijker maken van deeltijdse arbeid kan daarnaast ook een opstap betekenen voor mensen voor wie een voltijdse baan in eerste instantie niet is weggelegd. Een aantal arbeidsregels die de flexibiliteit verhinderen, of niet meer van deze tijd zijn, moeten worden aangepast of bijgesteld:
    • De minimale wekelijkse arbeidsduur van 1/3e van een voltijds uurrooster af te schaffen.
    • De verplichting afschaffen dat de duur van elke arbeidsprestatie niet korter mag zijn dan 3 uren.


 

B.    Meer mensen aan het werk houden

6.    HARMONISEER NAAR 360 VRIJWILLIGE NETTO-OVERUREN IN ALLE SECTOREN

UNIZO pleit voor een algemene verruiming tot 360 vrijwillige netto-overuren toepasselijk in alle sectoren, zonder motief, sociale bijdragen, personenbelasting, overloontoeslag, of inhaalrust en zonder administratieve formaliteiten. Ook wie deeltijds in tijdskrediet, landingsbaan of thematisch verlof zit, moet de mogelijkheid krijgen om overuren te presteren op werkdagen. 

7.    BREID FLEXI-JOBS UIT NAAR ALLE SECTOREN DIE DAT WILLEN

UNIZO vraagt dat het systeem van de flexi-jobs wordt opengesteld voor alle sectoren die er nood aan hebben. Ook zelfstandigen moeten tot het systeem toegelaten worden. Het zou de bestaande discriminatie tussen sectoren wegwerken. Voor arbeidsintensieve sectoren verlaagt het de loonlast. Het versterkt de concurrentiepositie ten aanzien van de deeleconomie. Flexi-jobbers dragen bij aan het verlichten van de werkdruk van vaste werknemers tijdens piekmomenten, waardoor zij zich kunnen focussen op hun kerntaken of kunnen worden vervangen bij ziekte of vakantie. En de flexi-jobber zelf verdient bij zonder hierop belast te worden.

8.    ONTMOEDIG VERVROEGDE UITTREDE VAN DE ARBEIDSMARKT

In principe verwacht men een volledige loopbaan van 45 jaar en vanaf 2030 bedraagt de wettelijke pensioenleeftijd 67 jaar. Vandaag verlaten we gemiddeld de arbeidsmarkt op ongeveer 62 jaar en in 2018 telde een gemiddelde loopbaan 37 jaar uitgedrukt in voltijdse equivalenten. De vele mogelijkheden om minder te gaan werken zorgen er ook niet voor dat oudere werknemers langer aan de slag blijven. Er zit dus nog groeimarge op voor de komende periode:

  • Spijtig genoeg stellen we vast dat het bijzonder moeilijk is om SWT’ers opnieuw te activeren. Schaf daarom de vrijstellingen in de beschikbaarheid af voor oudere werkzoekenden.
  • Werk transitietrajecten uit om oudere werkzoekenden of werknemers aan de slag te krijgen of te houden.
  • Werknemers die gebruik maken van het systeem van landingsbanen, moeten minstens één jaar langer werken dan de vroegst mogelijke datum waarop ze met pensioen kunnen gaan. 

9.    INVESTEER IN PREVENTIE VIA WELZIJN OP HET WERK EN WERKBAAR WERK

Focus bij de initiatieven rond werkbaar werk niet op het verminderen van arbeidsduur of het creëren van extra verloven. 

10.    VOER DE CARENSDAG OPNIEUW IN 

UNIZO stelt voor om de carensdag te herintroduceren voor zowel arbeiders als bedienden. Deze maatregel heeft, net zoals het ziektebriefje, als doel werknemers te ontmoedigen om onterecht verzuim op te nemen en zo onnodige afwezigheden tegen te gaan. Door de carensdag te implementeren, zal er op een meer verantwoordelijke manier met afwezigheid worden omgegaan.

Jobbonus is nobel initiatief dat doel voorbij schiet

De jobbonus is een mooie extra voor wie werkt, maar lokt geen niet-werkenden naar de arbeidsmarkt. Dat zegt UNIZO in een reactie op de recente cijfers.  “We mogen ons niet miskijken op het ’succes’ van de jobbonus. Het doel is nobel, maar het schiet het doel voorbij. Het gemiddelde bonusbedrag is 235,72 euro per jaar. Dat is een extra voor wie al werkt, maar het heeft geen aanzuigeffect.” Om meer mensen aan de slag te krijgen pleit UNIZO voor maatregelen op federaal niveau: een echte fiscale hervorming die werken beloont en een sterker activeringsbeleid. 

Uit recente cijfers van Vlaams minister van Werk Jo Brouns en Vlaams minister van Begroting Matthias Diependaele blijkt dat van de bijna 950.000 werkende Vlamingen die recht hebben op een jobbonus, intussen ruim 553.000 een bonus ontvangen hebben. Dat is goed voor een totaalkost van 140 miljoen euro. Het gemiddelde bonusbedrag is 235,72 euro. Het maximumbedrag van 650 euro werd aan 0,2% van de mensen toegekend. 
“Deze cijfers tonen aan dat de jobbonus eigenlijk niet efficiënt is", stelt UNIZO. “Gemiddeld 235 euro per jaar betekent 19,5 euro extra per maand. Dat is een leuke extra in de kerstperiode, maar zal bijzonder weinig impact hebben op de activering van niet-werkenden. De minimumlonen zijn intussen ook gestegen en er is een groeipad met verdere verhogingen in 2024 en 2026. Dit heeft voor de laagste lonen meer impact dan de jobbonus.” 
Om echt meer mensen aan het werk te krijgen, dringt UNIZO aan op een fiscale hervorming die werken beloont en een sterker activeringsbeleid met een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd en inkomensgerelateerde sociale voordelen. Vergeleken met de andere landen uit de eurozone heeft ons land één van de laagste werkzaamheidsgraden, de hoogste vacaturegraad, de hoogste loonkost en houden werknemers netto het minst over.  
UNIZO: “Onze ondernemers betalen de hoogste loonkost, en de werknemers houden er het minst van over. Aan beide kanten moet worden ingegrepen. Sleutel aan de automatische loonindexering en beperk de progressiviteit in de personenbelasting zodat wie werkt meer overhoudt. Daarvoor is er nood aan een grondige fiscale hervorming op federaal niveau. De jobbonus is géén activeringsmaatregel, maar een pleister op de wonde om onze hoge lasten op arbeid een beetje te counteren. De echte oplossing zit in een hervorming van de belastingschijven op federaal niveau.” 

Bart Lodewyckx
Gedelegeerd Bestuurder UNIZO Limburg
Patrick Buteneers
Patrick Buteneers
Belangenbehartiging: manager / adviseur