Volgens het meest recente vergrijzingsrapport van de Europese Commissie is België één van de eurolanden waar de pensioenkosten de komende decennia het snelste zullen stijgen. Dat komt omdat de gemiddelde leeftijd waarop we stoppen met werken doorgaans lager is, onze werkgelegenheidsgraad lager is en ons gemiddeld pensioen relatief hoger. Dat blijkt uit een studie die de Nationale Bank vandaag publiceert. UNIZO schuift een aantal voorstellen naar voor.

UNIZO-topman Danny Van Assche: “Voor de pensioenen in ons land is het evenwicht tussen het verzekeringsprincipe en solidariteit zoek. Het aandeel gelijkgestelde periodes is hoog en de overgrote meerderheid van de gepensioneerden is al inactief met een uitkering voordat men met pensioen gaat.  Het is niet langer houdbaar de pensioenen aan een theoretische evolutie van de welvaart aan te passen. We moeten ook ophouden met aan niet-werkenden quasi dezelfde pensioenrechten te geven en wie met vervroegd pensioen moet hiervoor betalen.” 

De pensioenuitgaven bedreigen de financiële houdbaarheid van ons land. In 2005 ging 8,7% van ons BBP naar pensioenen, in 2019 was dit al 10,9%. En tegen 2050 zullen de pensioenuitgaven bij ongewijzigd beleid 13,5% van ons BBP kosten, nogmaals een kwart erbij. Op 45 jaar tijd zullen de pensioenuitgaven dus 55% sterker stijgen dan het BBP. 

De Nationale Bank beveelt in haar rapport aan om een geheel aan maatregelen te nemen en daarbij vooral in te zetten op de werkzaamheidsgraad. Er moeten dus meer oudere werknemers (langer) aan het werk. De uittredeleeftijd is in ons land met ongeveer 63,5 jaar dan ook veel te laag. In vergelijking met Duitsland en Nederland stoppen we vroeg en is de arbeidsmarktparticipatie van ouderen veel lager.  

UNIZO-voorstellen 

UNIZO heeft een aantal voorstellen klaar. Zo moeten de welvaartsaanpassingen hervormd worden zodat ze beter zijn afgestemd op de reële evolutie van het BBP. Vandaag stijgen de pensioenen sneller dan het BBP, omdat uitgegaan wordt van theoretische voorspellingen. Voor ambtenaren moet de perequatie vervangen worden door een systeem van welvaartsaanpassingen zoals bij werknemers en zelfstandigen. 

Op vervroegd pensioen gaan is een individuele keuze, die nu betaald wordt door de sociale zekerheid. Want stel je je pensioen een jaar uit, dan moet je minstens 107 jaar oud worden om het gemiste pensioen met de extra pensioenopbrengst terug te verdienen. De pensioenbonus die de regering invoert lost dit deels op, maar verhoogt opnieuw de pensioenuitgaven. UNIZO vraagt in de plaats daarvan meer vrijheid in ruil voor een grotere persoonlijke verantwoordelijkheid voor de individuele keuze. Wie na 42 jaar loopbaan vervroegd op pensioen wil gaan moet dat kunnen, maar per jaar vervroeging moet men 3% pensioen inleveren. De pensioenbonus kan toegekend worden aan wie een volledige loopbaan van 45 jaar bereikte. Wie uit de boot valt kan beroep doen op de inkomensgarantie voor ouderen (IGO). 

Daarnaast moet de duur van gelijkstelde periodes beperkt worden tot maximum vijf jaar.  Wie tijdelijk niet kan werken, bouwt dankzij de gelijkstelling die aan zijn uitkering gekoppeld is verder pensioenrechten op. Een uitkering met gelijkstelling is bedoeld als bescherming tegen een tijdelijk verlies van werk. Wie na vijf jaar nog altijd niet opnieuw aan de slag is, bevindt zich niet meer in een tijdelijke situatie en heeft geen band meer met arbeidsmarkt. Toch doet hij nog steeds beroep op de solidariteit van de werkenden. Dat is fundamenteel oneerlijk.

Verder stelt UNIZO ook voor om het aandeel gelijkgestelde periodes in de pensioenberekening te beperken tot maximum één derde van de loopbaan. Wie 45 jaar loopbaan heeft, mag dus niet meer dan 15 jaar gelijkgestelde periodes in de loopbaan hebben. Overschrijdt iemand die drempel dan wordt zijn loopbaan ingekort.