• Het mobiliteitsbudget wordt hervormd. Een gunstige (para)fiscale behandeling moet zorgen dat dit systeem aantrekkelijker wordt. Werkgevers worden verplicht om het mobiliteitsbudget aan te bieden als optie aan werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen. Het nieuwe mobiliteitsbudget vervangt bestaande regelingen voor tussenkomsten van de werkgever in de woon-werk- en privéverplaatsingen van de werknemer, met het oog op een vereenvoudiging van het bestaande stelsel.
    Het is positief dat er aan een eenvoudigere regeling wordt gewerkt, maar er is verdere verduidelijking nodig over hoe dit zal ingevuld worden. Er moet rekening gehouden worden met de cao’s op verschillende niveaus, aangezien er vaak specifieke afspraken zijn gemaakt per sector of onderneming rond onder meer de terugbetaling van woon-werkverkeer.
     
  • De fiscaliteit voor bedrijfswagens ondergaat een aanpassing. De  regels in verband met de aftrekbeperking van autokosten zullen vereenvoudigen worden om de administratieve lasten te verminderen. Bovendien zal men de overgangsperiode voor hybride wagens verlengen. Het maximale aftrekpercentage voor hybrides zal op 75% behouden blijven tot eind 2027 en zal vervolgens dalen naar 65% in 2028 en 57,5% in 2029 (gelijktijdig met de daling voor elektrische wagens). De percentages blijven van toepassing gedurende de gebruiksduur door dezelfde eigenaar/huurder. Er wordt een uitzondering voorzien op deze beperkte aftrekbaarheid voor hybride auto’s met een uitstoot van maximaal 50 gram/km. Indien het percentage volgens de aftrekformule hoger is dan 75%, mag tot eind 2027 het hogere percentage worden toegepast. De brandstofkosten van hybrides blijven 50% aftrekbaar tot eind 2027. De elektrische verbruikskosten van hybrides krijgen dezelfde aftrekbaarheid als die voor elektrische modellen.
    Het is positief dat het systeem voor de aftrekbaarheid van bedrijfswagen vereenvoudigd wordt, maar er moet wel blijvend ingezet worden op de transitie naar een duurzamer wagenpark.
     
  • Het aanbod van de NMBS zal worden afgestemd op de werkelijke behoeften van de reizigers, waarbij lijnen met hoge passagiersaantallen prioritair worden versterkt en het aantal stops van de trein op plaatsen met een lage vraag te beperken. De lokale trein blijft belangrijk om te zorgen voor de bereikbaarheid en de verbinding van het ruraal gebied met de middelgrote en grote steden. Dit is eenzelfde beweging als bij basisbereikbaarheid in Vlaanderen, waarbij het aanbod bepaald wordt door de vraag. Het is noodzakelijk dat deze hervorming wordt afgestemd op het aanbod van de regionale vervoersmaatschappijen, zodat een beter, complementair en kwalitatief aanbod kan worden gerealiseerd.
     
  • In overleg met de regionale regeringen wil men gecombineerde producten in de vorm van een combi-ticket of abonnement mogelijk maken, waarmee dan zowel de trein, bus, tram, als andere mogelijke vervoersmogelijkheden kunnen worden gebruikt. Dit is noodzakelijk om de administratieve lasten voor treingebruikers en reizigers te verminderen, maar moet volgens UNIZO ver genoeg gaan: het hele land doorkruisen moet mogelijk zijn op basis van 1 ticket.