Integraal Handelsvestigingsbeleid

Het decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid (IHB) heeft als doel een duurzaam en toegankelijk detailhandelsbeleid te creëren in Vlaanderen. Het beleid richt zich op het versterken van kernwinkelgebieden en het waarborgen van een leefbare stedelijke omgeving.

Het IHB heeft vier basisdoelstellingen:

  1. Creëren van duurzame vestigingsmogelijkheden voor kleinhandel en het vermijden van ongewenste kleinhandelslinten.
  2. Waarborgen van een toegankelijk aanbod voor de consument.
  3. Versterken van de leefbaarheid in stedelijke gebieden, inclusief kernwinkelgebieden.
  4. Bevorderen van duurzame mobiliteit.

Vanaf 4 maart 2024 worden de kleinhandelsactiviteiten opgedeeld in zes categorieën:

  1. Verkoop van voeding
  2. Verkoop van goederen voor persoonsuitrusting
  3. Verkoop van planten, bloemen en goederen voor land- en tuinbouw
  4. Verkoop van vervoers- en transportmiddelen
  5. Verkoop van volumineuze goederen (zoals grote meubels of elektrotoestellen)
  6. Verkoop van niet-volumineuze goederen

Gemeenten kunnen vrijwillig handelsvestigingsconvenanten afsluiten met ontwikkelaars of exploitanten van handelsvestigingen. Deze overeenkomsten bevatten afspraken over gezamenlijke initiatieven en de betrokkenheid bij het kernversterkend beleid van de gemeente.

Het Comité voor Kleinhandel speelt een cruciale rol in het adviseren van vergunningsverlenende overheden bij het toekennen van omgevingsvergunningen voor kleinhandelsactiviteiten. Het comité beoordeelt aanvragen op basis van de doelstellingen van het IHB, toetst deze aan de bestemmingsplannen en zorgt ervoor dat de belangen van de kleinhandel in Vlaanderen goed worden vertegenwoordigd.

Het IHB biedt dus een geïntegreerd kader voor de vestiging van handelszaken in Vlaanderen, met een focus op duurzaamheid, toegankelijkheid, leefbaarheid en mobiliteit. Dit beleid ondersteunt ondernemers bij het realiseren van hun projecten binnen een duidelijk en ondersteunend regelgevend kader.

 

Fout opgemerkt? Laatst gewijzigd: 26/11/2024

Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)

De strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) werd in juli 2018 goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Het BRV bouwt voort op het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) van 1997 en richt zich op het bundelen van ontwikkelingen in steden en dorpskernen, beheersbare mobiliteit, en het vrijwaren van open ruimte. Het introduceert een groeimodel gebaseerd op mogelijkheden en een proactief aanbodbeheer voor werklocaties.

Het groeimodel van het BRV benut groeipotentieel van goed gelegen kernen met een focus op gemengde ontwikkeling nabij collectieve vervoersstromen. Het verschuift naar een toekomstgericht aanbodbeheer, met een breed scala aan werklocaties die inspelen op de nieuwe en kringloopeconomie. De planningsniveaus (Vlaanderen, provincie, gemeentelijk) blijven bestaan, maar zonder strikte hiërarchie. Beleidsplannen moeten hun relatie tot andere niveaus aangeven.

Strategische doelstellingen zijn onder andere: tegen 2040 het bijkomend ruimtebeslag terugdringen tot 0 hectare, verhoging van dichtheid bij vervoersknooppunten, realisatie van projecten op basis van acht kernkwaliteiten, tegen 2050 de dichtheid van woon- en werkplekken bij vervoersknooppunten met minstens 30% verhogen, terugdringen van verhardingsgraad in landbouw-, natuur- en bosbestemmingen, en de inrichting van een netwerk van groenblauwe aders tegen 2050.

Het BRV streeft naar verhoogd ruimtelijk rendement door intensivering, verweving, hergebruik en tijdelijk ruimtegebruik. Proactief aanbodbeheer richt zich op verweving van functies en activering van leegstaande sites, met detailhandel die maximaal in stedelijke en dorpskernen ontwikkelt.

UNIZO ondersteunt het kernversterkend beleid en de verweving van wonen en werken. Ze benadrukken het belang van actuele cijfers over ruimtebeslag, proactief aanbodbeheer, en flexibele richtlijnen voor herinvulling van verlaten bedrijfssites. UNIZO pleit voor intergemeentelijke samenwerking en hergebruik van leegstaande landbouwgebouwen. Ze waarderen de dynamische aanpak van het BRV, die ruimte biedt voor een toekomstgericht en duurzaam ruimtelijk beleid dat ondernemerschap bevordert.
 

Voor Brussel vindt u hier meer info. 

Fout opgemerkt? Laatst gewijzigd: 26/11/2024

Een gebouw in landelijk gebied aanwenden als magazijn, kan dat zomaar?

Onderstaande tekst betreft regionale regelgeving en geldt voor het Vlaamse Gewest. Kijk hier voor de info voor het Brussels Gewest

U plant geen verbouwingen/aanpassingen. Moet u toch een omgevingsvergunning aanvragen?

In principe zal er een omgevingsvergunning nodig zijn als de hoofdfunctie van het gebouw gewijzigd wordt, ook al worden er geen werken uitgevoerd aan het gebouw. Een eerste logische stap is contact te nemen met de gemeentelijke of stedelijke diensten voor Ruimtelijke Ordering. Daar kan men u meegeven of een economische activiteit op de door u gekozen locatie mogelijk is en u dus een vergunning kunt aanvragen. Gaat het om een beschermd gebied waar geen economische activiteiten gepleegd mogen worden, dan heeft het uiteraard geen zin het pand aan te kopen.

Of u een omgevingsvergunning nodig hebt, is ook afhankelijk van de aard van de activiteiten die er plaatsvinden. Zo voorziet de VLAREM-wetgeving dat alle "inrichtingen" die hinderlijk zouden kunnen zijn voor het milieu of de mens een milieuvergunning nodig hebben. De lijst van hinderlijke inrichtingen, de zogenaamde VLAREM-indelingslijst, vindt u terug als bijlage bij de Vlarem-regelgeving. Veel voorkomende ‘hinderlijke inrichtingen’ bij KMO’s zijn het lozen van bedrijfsafvalwater, het gebruik van machines (vanaf een bepaald vermogen), stockage van gevaarlijke stoffen of brandstoffen (brandstoftanks), stockage van gassen, etc…

Iedere gemeente beschikt in principe over een omgevingsambtenaar milieu- of ruimtelijke ordening. Deze persoon zal u snel kunnen zeggen of u een omgevingsvergunning nodig hebt.

Fout opgemerkt? Laatst gewijzigd: 06/08/2024

Vernieuwd Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) vanaf 1/9/2019

Een oud zeer : stedenbouwkundige vergunningen lijken in Brussel meer op een eeuwigdurende lijdensweg dan op een start van een nieuw project, dat in principe moet leiden tot meer mogelijkheden, meer tewerkstelling en meer economische activiteit. De vorige regering kondigde een ambitieuze hervorming aan, die nu in zijn eindfase komt.

Voor de Brusselse ondernemers zijn dit de belangrijkste aanpassingen:

  • Behandelingstermijnen:  ontvangstbewijs binnen de 45 dagen. Beslissingstermijn (begint te lopen vanaf datum ontvangstbewijs of in elk geval op indiendatum + 46 dagen): 75 dagen (zonder bijkomende adviezen of openbaar onderzoek) tot 450 dagen (bij Gewest met vereiste effectenstudie). Problematisch blijft wel dat indien er geen beslissing valt, dit automatisch een weigering betekent.  Indien de gemeente geen beslissing wordt dossier automatisch overgemaakt aan Gemachtigde ambtenaar. Minimumtermijn kan nog steeds oplopen tot 45+75 = 120 dagen (4 maanden).
  • Een ‘uniek loket’ bij het Gewest (GA = gemachtigd ambtenaar) voor ‘gemengde projecten’ (dat zowel een stedenbouwkundige vergunning als een milieu-vergunning met betrekking tot een inrichting van klasse 1A en 1B vereist).
  • Overzichtelijke lijst met werken waarvoor een effectenstudie (Bijlage A) of een effectenrapport (Bijlage B) moet worden uitgevoerd
    • Voor handelszaken pas vanaf 1.250 m² (vanaf 5000 m een effectenstudie)
    • Voor ondergrondse parking – pas vanaf 50 plaatsen (vanaf 400 een effectenstudie)
  • Afschaffing van het voorafgaandelijk advies van de brandweer (moet niet bij de vergunningsaanvraag worden gevoegd)
  • Nog in opmaak:
    • Een herziening van de vergunningsvrije ‘werken van geringe omvang’ (art. 98 §2) – de voorlopige lijst vindt u hier  - het omvat bijvoorbeeld aanpassingen voor tijdelijk gebruik, omvorming tot kantoor voor vrij beroep (max 100 m²), gastenkamers, werken aan de ‘schil van het gebouw’ (isolatie, ramen, dak, …) , …
    • Een herziening van de lijst van bestemming- en gebruikswijzigingen die ook onderhevig zijn aan een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag (art. 98 §1, 5°). Dit laatste komt in de plaats van de afschaffing van de zogenaamde ‘socio-economische vergunningen’ en de stedenbouwkundige verklaring. 

De volledige regelgeving over de Brusselse stedenbouw vind je hier.

Fout opgemerkt? Laatst gewijzigd: 28/11/2024

Uitbreidingen van handelszaken

Het decreet betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid kent een strengere regelgeving voor de uitbreiding van detailhandelszaken dan in het verleden. Hiermee wil de Vlaamse regering het moeilijker maken om ongewenste grootschalige perifere ontwikkelingen gemakkelijk te laten uitbreiden en de concurrentie met de handelskernen zo te versterken. Voor significante uitbreidingen van detailhandel moet een omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten worden aangevraagd...

  • vanaf een netto handelsoppervlakte van 400 m²
  • bij uitbreidingen van meer dan 300 m² of meer dan 20%
  • bij wijzigingen tussen de verschillende categorieën van kleinhandel
  • bij samenvoegen van panden tot een netto handelsoppervlakte van meer dan 400 m²
  • bij opsplitsen van handelsvestigingen van meer dan 400 m² naar kleinere vestigingen.

 

Fout opgemerkt? Laatst gewijzigd: 28/11/2024

Mag u als adres van uw onderneming enkel een postbusadres opgeven?

In de wet staat geen formeel verbod om een postbus te huren en de maatschappelijke zetel van een vennootschap op dat postbusadres in te schrijven.

Maar, er zijn wel enkele bedenkingen te maken:

  • De wetgeving op de KBO (Kruispuntbank Ondernemingen) stelt heel duidelijk dat naast de maatschappelijke zetel, ook alle bijkomende inrichtingen in de KBO ingeschreven moeten worden. Met andere woorden: in een normaal bedrijf waar handel wordt gedreven of diensten worden verricht, is een inschrijving op een postbusadres in Brussel niet voldoende.
  • Ook voor de  fiscus zou dit problemen kunnen geven.  Er moet immers een fysiek adres zijn waarop controles kunnen uitgevoerd worden.  Als er enkel sprake is van een postbusadres en geen andere adressen in de KBO heeft de fiscus geen aanknopingspunt om een controle uit te voeren.

Conclusie: Enkel een postbusadres voor uw onderneming is zeer sterk af te raden!

Fout opgemerkt? Laatst gewijzigd: 25/11/2024

Op basis van welke criteria moet de inplanting van grote handelsvestigingen beoordeeld worden?

De beoordeling of grootschalige detailhandel al dan niet wordt toegelaten is afhankelijk van de beoordeling op basis van een aantal elementen. Deze elementen zijn deels bepaald in het decreet Integraal handelsvestigingsbeleid (IHB), maar uiteraard gelden ook de bestemmingen die zijn vastgelegd in gewestplannen en RUP's;

Overkoepelende basisdoelstellingen

Er zijn vier overkoepelende basisdoelstellingen opgenomen in het IHB, waarbij gemikt wordt op een beleid dat zowel op visie-, plan- als vergunningenniveau rekening houdt met deze doelstellingen. De vier doelstellingen zijn de volgende:

  • Het creëren van duurzame vestigingsmogelijkheden voor kleinhandel, met inbegrip van het vermijden van ongewenste kleinhandelslinten;
  • Het waarborgen van een toegankelijk aanbod voor consumenten;
  • Het waarborgen en versterken van de leefbaarheid in het stedelijk milieu, met inbegrip van het versterken van kernwinkelgebieden;
  • Het bewerkstelligen van een duurzame mobiliteit

Kleinhandelscategorieën

Naast een beoordeling op basis van bovenstaande categorieën kijkt de vergunningverlener, net als adviesraden als het Comité voor Kleinhandel, naar de kleinhandelscategorieën. Er zijn 6 categorieën:

  1. verkoop van voeding
  2. verkoop van goederen voor persoonsuitrusting
  3. verkoop van planten, bloemen en goederen voor land- en tuinbouw
  4. verkoop van vervoers- en transportmiddelen
  5. verkoop van andere volumineuze goederen
  6. verkoop van andere niet-volumineuze goederen

Bij de beoordeling gaat men na welke categorieën zijn toegelaten in eventuele stedenbouwkundige verordeningen of ruimtelijke uitvoeringsplannen. Zo kan er een kernwinkelgebied zijn afgebakend of is er net een winkelarm gebied. Wanneer het gewestplan van toepassing is wordt gekeken naar de intekening, zoals bijvoorbeeld woongebied (waar detailhandel is toegestaan). 

De categorieën, doelstellingen en bestemmingsplannen worden mee in de beoordeling genomen. Er zal gepoogd worden om ongewenste (potentiële) kleinhandelslinten te vermijden, maar net meer op kernversterking en verweving in te zetten. Sommige detailhandel is echter moeilijk in de kern te integreren. Heel concreet zal cat.6 (andere niet-volumineuze goederen) meer kans maken om een vergunning te krijgen buiten de kern dan een kleerwinkel, die in cat.2 (goederen voor persoonsuitrusting) valt.

Fout opgemerkt? Laatst gewijzigd: 28/11/2024

Nuttig voor jou