Inhoudingsplicht bouw- en schoonmaaksector
Wat is het probleem en welke groep ondernemers had er last van?
38% van de zelfstandigen met een buitenlandse nationaliteit gestart in de periode 2019-2022, had in 2023 nog geen enkele sociale bijdrage betaald. Ter vergelijking: 11% van de startende Belgen betaalde geen enkele bijdrage. Het probleem is bijzonder groot bij zelfstandigen met de Roemeense (52% betaalde geen enkele bijdrage) en Bulgaarse (37% betaalde geen enkele bijdrage) nationaliteit. Bovendien zijn er 32.741 Roemeense starters, goed voor 19% van alle starters en 40% van de buitenlandse starters. Het aantal Bulgaarse starters is met 6.607 (4%) veel beperkter, maar ze waren talkrijker dan de Nederlandse (4.120) en Franse (4.598) starters. En de Roemeense en Bulgaarse starters zetten hun activiteiten vaak zeer snel stop om terug te keren naar hun land van herkomst, wat de invordering van de sociale bijdragen de facto onmogelijk maakt.
Wat heeft UNIZO er aan gedaan?
Zodra UNIZO kennis nam van deze cijfers, heeft het na overleg met Bouwunie en Nelectra zijn steun uitgesproken voor een mechanisme om de invordering van sociale bijdragen te verbeteren. De overheid stelde voor dat professionele klanten een inhouding moeten doen op te betalen facturen wanneer de opdrachtnemer sociale schulden heeft.
Maar UNIZO heeft de voorgestelde maatregel sterk bijgestuurd. Zo werd de maatregel beperkt tot de bouwsector. UNIZO vroeg cijfers op waaruit bleek dat 90% van de Bulgaren en 95% van de Roemenen die in België als zelfstandige actief zijn in de bouwsector werken.
Daarnaast zal de inspectie kunnen differentiëren wanneer ze boetes opleggen bij de niet-naleving van de inhoudingsplicht. Zo zal een bakker die een nieuwe bakkerij bouwt bijvoorbeeld mogelijk niet op de hoogte zijn van de inhoudingsplicht. Tenslotte wordt het drempelbedrag van 2.500 euro aan sociale schulden (ongeveer 2,5x de minimumbijdrage hoofdberoep) waaronder géén inhoudingsplicht geldt, jaarlijks geïndexeerd.
Naast het bijsturen van de maatregel, eiste UNIZO dat het systeem administratief eenvoudig moest zijn. Daarom zal de inhoudingsplicht ten vroegste in de loop van 2025 worden ingevoerd, wanneer alle databanken klaar zijn.
Wat is het uiteindelijke resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad?
Ten vroegste vanaf 2025 zullen aannemers (voor hun onderaannemers) en professionele klanten (voor hun aannemers en onderaannemers) op een overheidswebsite moeten controleren of er sociale schulden zijn. Het volstaat dat het ondernemingsnummer van de eigen aannemer of de eigen onderaannemer in te geven. Je hoeft dus niet elke onderaannemer te controleren. Wanneer er een sociale schuld bestaat, zal de website vragen 15% op het factuurbedrag in te houden en dat bedrag aan het RSVZ te storten.
Deze maatregel zal helpen in de strijd tegen oneerlijke concurrentie in de bouw. De buitenlandse werkende vennoten die niet goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten zullen alsnog sociale rechten opbouwen, waarbij de kosten terechtkomen bij de personen die achter de constructies schuilgaan.
Moeten er nog verdere stappen genomen worden?
Er moet samen met sectororganisaties een informatiecampagne georganiseerd worden zodat elke onderneming actief in de bouw- of schoonmaaksector op de hoogte is van deze maatregel.
Deze inhoudingsplicht is een oplossing voor het acute probleem in de bouwsector en helpt in de strijd tegen oneerlijke concurrentie in de bouw. Maar UNIZO stelt vast dat er een groter probleem is, want ook bij andere nationaliteiten is er een groot probleem: bv. 18% van de Franse startende zelfstandigen, 22% van de Poolse en 24% van de Nederlandse startende zelfstandigen betaalde geen enkele bijdrage.
In de praktijk is het door een gebrek aan medewerking van de andere EU-lidstaten voor de RSZ en het RSVZ zeer complex en duur om bijdrageschulden in het buitenland te innen. Het contrast met de verkeersboetes is zeer groot, die worden in het buitenland vlot geïnd terwijl de gevolgen van het niet-betalen van verkeersboetes veel kleiner zijn.
UNIZO stelt voor dat wanneer een andere EU-lidstaat namens België sociale bijdragen int, die lidstaat de verhogingen en intresten mag houden als vergoeding voor de kosten en de inspanningen.