Een suppletieve cao voor de fietsvergoeding
Wat was de probleemsituatie en welke groep ondernemers had er last van?
Minister Gilkinet stelde voor om de maximale fietsvergoeding te verhogen én te veralgemenen. Dit zou betekenen dat de sectorale onderhandeling hierover aan de kant zouden worden geschoven. Voor UNIZO was dergelijke ingreep onaanvaardbaar.
Wat heeft UNIZO eraan gedaan?
UNIZO gaf zeer duidelijk aan dat een ingreep in de sectorale onderhandeling, waarbij de fietsvergoeding algemeen verplicht en verhoogd zou worden, niet aan de orde is. Het is niet aanvaardbaar dat er ingebroken zou worden op bestaande akkoorden, of op sectoren die nog niet de kans hebben gehad hierover te onderhandelen (bv. nieuw opgerichte paritaire comités).
UNIZO gaf dit duidelijk aan ten opzichte van de politiek, maar ging ook verder in overleg met de werkgevers- en werknemersbank via de NAR wat de mogelijkheden waren om de fietsvergoeding uit te breiden, zonder dat bestaande akkoorden zouden worden aangepast.
Wat is uiteindelijk het resultaat, op welke manier heeft die groep ondernemers daar baat bij gehad?
Er werd een traject opgezet via de NAR om een suppletieve cao af te sluiten. Daarbij werd overeengekomen dat er voor sectoren waar nog geen fietsvergoeding bestond een vergoeding verplicht zou worden, zonder dat zou worden ingebroken in eventuele bestaande cao’s op ondernemingsniveau. Op deze manier werd vermeden dat bestaande overeenkomsten rond de fietsvergoeding verplicht zouden moeten worden aangepast aan een verplichte maximale vergoeding en bijhorende toekomstige indexaties.
De cao kon voor UNIZO enkel worden goedgekeurd als er ook een compensatie zou worden ingevoerd voor bedrijven die nog geen fietsvergoeding hadden, maar deze nu wel moeten invoeren of de vergoeding verhogen. Deze compensatie werd uiteindelijk toegekend in de vorm van een belastingkrediet voor de aanslagjaren 2023, 2024, 2025 of 2026.
Moeten er nog verdere stappen genomen worden?
Neen.