Ctrl+F [Partijprogramma]: Productiviteit
“Productivity is not everything, but in the long run, it’s almost everything.” Deze quote van de gerenommeerde Amerikaanse professor economie en Nobelprijswinnaar Paul Krugman is alom bekend onder economen. En gaat nog verder: “A country’s ability to improve its standard of living over time depends almost entirely on its ability to raise its output per worker.” Met andere woorden: zeker op lange termijn is productiviteitsgroei de cruciale determinant van economische groei en welvaart. Productiever worden wil zeggen dat we meer waarde creëren met dezelfde hoeveelheid arbeid en kapitaal (bijv. machines, ICT). De hamvraag is dus hoe we erin kunnen slagen om deze twee factoren efficiënter in te zetten in productie- en dienstverleningsprocessen. Hoe efficiënter, bijvoorbeeld door technologische innovaties of door slimmer (samen) te werken, hoe meer toegevoegde waarde per werkende. Dit vertaalt zich in hogere groei, vormt de basis voor reële loonsverhogingen en maakt onze welvaartstaat (sociale zekerheid) betaalbaarder.
Hoe productief is België?
Het gaat echter niet zo goed met onze productiviteitsgroei. Hoewel de Belgische productiviteit blijft stijgen en in absolute termen hoog blijft ten opzichte van andere landen, is de jaarlijkse toename aanzienlijk verminderd. In de jaren 2000-2007 groeide de arbeidsproductiviteit per uur nog met gemiddeld 1,3% per jaar. In de nasleep van de financiële crisis (2007-2012) daalde dit tot 0,1% om nadien terug op te veren tot jaarlijks gemiddeld 0,7% in de periode 2012-2019. Tussen 2019 en 2022 kalfde dit verder af tot gemiddeld 0,4% per jaar. Productiviteitsverbeteringen zijn ook steeds meer ongelijk verdeeld dan vroeger in de zin dat het verschil in productiviteit tussen de 10% meest productieve en 10% minst productieve ondernemingen de laatste decennia steeds groter is worden. Anders gesteld: een steeds kleinere groep van ondernemingen en sectoren slaagt erin de drijvende kracht te zijn achter productiviteitsgroei.
Het beleid speelt een niet te onderschatten rol in het aanzwengelen van onze productiviteit.
De rol van beleid
Elk economisch instituut, waar ook ter wereld, zal het belang onderstrepen van het omkeren van deze zorgwekkende trends. De komende maanden, wanneer de beleidsprogramma’s van de verschillende politieke partijen bekend zullen raken (en tal van ballonnetjes de pers zullen halen), zullen we zien of politici dat ook begrepen hebben. Want hoewel productiviteitsgroei in de eerste plaats tot stand komt door (i) bedrijfsinvesteringen in een efficiënter productie- of dienstverleningsproces en (ii) de komst (en verdwijning) van nieuwe bedrijven met een hoge (lage) productiviteit, speelt het beleid een niet te onderschatten rol in het aanzwengelen van onze productiviteit. Het meest recente jaarverslag van de Nationale Raad voor de Productiviteit somt drie belangrijke werven op voor het beleid: een voldoende aanbod van gekwalificeerde arbeid, voldoende publieke investeringen en het stimuleren van innovatie.
Hoe productiviteit opdrijven?
Menselijk kapitaal is een sleutelfactor in het stimuleren van productiviteit. Opleiding en vorming zijn onontbeerlijk om te kunnen innoveren en waarde te creëren. De krapte op de arbeidsmarkt en de nieuwe competenties die nodig zijn in het kader van de digitale en groene transitie maken echter dat werkgevers het steeds moeilijker krijgen om werknemers aan te werven met de juiste vaardigheden.
De tweede factor, publieke investeringen, verwijst naar investeringen door overheden in kwaliteitsvolle infrastructuur. Sinds de jaren 80 zijn de overheidsinvesteringen echter gedaald van 5 naar amper 2 procent van het bbp, een aanzienlijk lager percentage dan in andere landen. Een inhaaloperatie is nodig en de voor België voorbehouden subsidies uit de Europese Herstel en Veerkracht Faciliteit spelen hierin een belangrijke rol (de uitbetaling aan ons land van de eerste schijf van €850 mln liep echter vertraging op, zie hier). Naast zelf investeren hebben overheden natuurlijk ook een belangrijke faciliterende en regelgevende rol in het stimuleren van private investeringen door vergunningsprocedures te stroomlijnen, te zorgen voor duidelijke en coherente regelgeving en het bieden van rechtszekerheid.
De derde factor, innovatie, heeft betrekking op het stimuleren van O&O-bedrijfsinvesteringen en kennis- en innovatiediffusie. Laatstgenoemde is niet te onderschatten: heel wat kmo’s doen zelf niet aan O&O maar zijn innovatief door te leren werken met nieuwe toepassingen, technologieën en machines die ze niet zelf hebben ontwikkeld. Een aantrekkelijk investeringsklimaat en gerichte fiscale stimuli (bijv. de investeringsaftrek) kunnen hiertoe bijdragen.
Misschien is het geen slecht idee om in de toekomstige regeringen van ons land telkens een minister of staatssecretaris van productiviteit te benoemen?
Dit lijstje van factoren die een invloed hebben op ons productiviteitspotentieel is natuurlijk niet compleet. De tertiarisering van onze economie, de vergrijzing van de arbeidskrachten, concurrentie en marktmacht, de mobiliteitsknoop op onze wegen, de verminderde disruptieve aard van innovaties in de 21e eeuw in vergelijking met de 20e eeuw (artificiële intelligentie kan hier evenwel een gamechanger betekenen): al heel wat issues passeerden de revue in studies en analyses. Productiviteit is duidelijk een abstract en complex thema dat niet te verkokeren valt onder één departement of één ministerportefeuille en bovenal een langetermijnperspectief vereist want één enkele maatregel zal niet volstaan. Misschien is het geen slecht idee om daarom in de toekomstige regeringen van ons land telkens een minister of staatssecretaris van productiviteit te benoemen?