Als je een rechtszaak wil aanspannen, moet je natuurlijk eerst weten bij welke rechter je dat moet doen. Gelukkig is de wet daar vrij duidelijk over.
Als eiser kan je een vordering instellen:
- voor de rechtbank van de woonplaats van de verweerder (of één van de verweerders)
- voor de rechter van de plaats waar de verbintenissen zijn ontstaan of waar zij zijn of moeten worden uitgevoerd
- voor de rechter van de woonplaats gekozen voor de uitvoering van de akte.
- voor de rechter van de plaats waar de gerechtsdeurwaarder heeft gesproken tot de verweerder in persoon, indien noch de verweerder, noch, in voorkomend geval, een van de verweerders een woonplaats heeft in België of in het buitenland.
In overeenkomsten kan ook altijd worden afgesproken welke rechter bevoegd is, los van bovenstaande regels.
Je mag met andere woorden zelf in de overeenkomst bepalen welke rechter bevoegd is om kennis te nemen van eventuele geschillen die voortvloeien uit de overeenkomst. Let wel: dergelijke afwijkende bepalingen zijn enkel mogelijk over de ‘territoriale bevoegdheid’, niet over de ‘materiële bevoegdheid’.
Anders gezegd: je mag in een overeenkomst bijvoorbeeld bepalen dat de rechtbank van Brussel bevoegd is (ook al zou volgens de wet de rechtbank van Antwerpen bevoegd zijn). Maar wat je niet mag doen is in een overeenkomst bijvoorbeeld bepalen dat de ondernemingsrechtbank bevoegd is als volgens de wet de rechtbank van eerste aanleg bevoegd is, of de vrederechter bevoegd maken als volgens de wet de ondernemingsrechtbank bevoegd is.
Voor meer info klik hier.
Welke rechter is dan ‘materieel’ bevoegd?
De regel is dat alle geschillen tussen ondernemingen, ongeacht hun waarde, bij de ondernemingsrechtbank moeten worden ingediend. Dus ook voor kleine geschillen moet je je wenden tot de Ondernemingsrechtbank en niet tot de vrederechter.
Is jouw klant een consument, dan kan die een klacht tegen jou ook voor de ondernemingsrechtbank brengen. Maar als je als ondernemer zelf een klacht wil richten tegen een consument, dan moet je die brengen voor de vrederechter (als het gaat om een vordering van minder dan 5.000 euro) of voor de rechtbank van eerste aanleg (voor vorderingen van meer dan 5.000 euro).